Vlinders zijn verzot op nectar. Die vinden ze in bloemen. Maar niet alle planten hebben nectar. Probeer ook om te zorgen dat er in je tuin het hele jaar door nectar te vinden is.
Hieronder een aantal planten die uitblinken in het aantrekken van dagvlinders:
Zorg ervoor dat er nectar van in het vroege voorjaar tot in de late herfst te vinden is in je tuin. Tijdens de zomermaanden vinden vlinders genoeg voedsel, maar de vroege vlinders zoals kleine vossen en de late vlinders zoals atalanta’s en dagpauwogen hebben soms moeite om voldoende te eten te vinden.
In het voorjaar zijn Wilg, Sleedoorn, Peperboompje en Hazelaar belangrijke nectarleveranciers, evenals kruidachtige planten zoals Groot hoefblad, Longkruid, Hondsdraf en krokussen.
In het najaar zijn Hemelsleutel, Koninginnenkruid, laatbloeiende vlinderstruiken en Klimop belangrijk.
Elke tuin is anders van oppervlakte, bodem, bezonning,… De optimale plantenkeuze kan dus verschillen tussen tuinen.
Niet alle bloemen hebben evenveel nectar. Sommige bloemen, zoals rozen en klaprozen, produceren zelfs helemaal geen nectar. Je zal er dan ook geen vlinders op vinden. Andere planten bevatten veel nectar (Koninginnenkruid, Slangenkruid, Braam,…) en trekken heel veel vlinders aan. Het volstaat om ’n tijdje vlinders te volgen om te ontdekken welke planten hun voorkeur wegdragen.
Vlinders hebben een lange roltong. Hiermee kunnen ze tot heel diep in bloemen nectar gaan snoepen. Planten met gevulde bloemen vormen echter een probleem. Gevulde bloemen zijn meestal het gevolg van kunstmatige selectie van planten. Hierbij wordt geselecteerd op bloemen waarvan de meeldraden omgevormd zijn tot kroonblaadjes. Door al die kroonblaadjes kunnen de vlinders niet meer tot bij de nectarbronnen. Doordat de overblijvende meeldraden verstopt zitten tussen de vele kroonblaadjes zijn die bloemen ook voor andere insecten minder interessant.
Inheemse planten hebben over het algemeen meer te bieden dan cultuurplanten. Wat nectaraanbod betreft kijken vlinders er niet naar of het om een inheemse of een uitheemse soort gaat. Maar waardplanten zijn bijna steeds inheems.
Inheemse, wilde soorten roepen bij veel mensen associaties op met slordige, verwaarloosde tuinen. Het is inderdaad zo dat inheemse soorten meer voorkomen in tuinen waar de natuur wat meer haar gang kan gaan. Maar niets belet om ook in een strak vormgegeven tuin wilde planten toe te passen. Inheemse soorten kunnen net zo goed in borders worden gebruikt als gecultiveerde soorten. Een duidelijke structuur helpt om plantengroepen mooi te laten uitkomen. Je hoeft helemaal geen bloemenweide aan te leggen om je tuin aantrekkelijk te maken voor vlinders (maar het helpt wel natuurlijk). Wil je toch een bloemenweide aanleggen, maar hou je het liever een beetje strak, dan kan je doorheen je bloemenweide rechte stroken kort houden en als gazon onderhouden.
Als je kiest voor inheemse planten, probeer dan ook te kijken naar de herkomst van de planten of het zaad. Ook al hebben ze dezelfde wetenschappelijke naam, planten van kilometers ver kunnen genetisch sterk afwijken van de wilde soorten van hier. Probeer dus te vragen naar inheems en streekeigen materiaal. En waarom oogst je niet wat zaden uit een wegberm in de buurt?
Een deel van de appels, peren en pruimen die van je fruitbomen vallen, kan je gewoon op de grond laten rotten. Ze zijn een geliefkoosd toetje voor vlinders zoals de Atalanta. Sommige vlinders zoals de Grote weerschijnvlinder drinken zelfs helemaal geen nectar, en leven enkel van het sap van bomen en rottend fruit!