FONAS: Monitoring Rangeerterrein Kiel, 21-08-2018

Met 6 deelnemers staan we verbaasd naar de omgeving te kijken. Er is niets meer van bebouwing, alles is platgegooid en het terrein is omgeven door hoge hekken. Grote vrachtwagens razen af en aan op de werf, maar stoer als we zijn gaan we stilletjes de werfingang voorbij, druk inventariserend. Het terrein bestaat enkel nog uit pioniersvegetaties en een beperkt aantal verboste ruigten. Na enkele minuten komt de werftoezichter al bij ons staan. Wij vragen dan om toestemming om de werf tot aan de spoorlijn te dwarsen en daarna aan de straatrand een opname te maken. Gelukkig krijgen we een korte tijd om dit te doen. Maar goed ook want we zijn op zoek naar de kleinoden die hier zovele tientallen jaren overleefden, zoals Spiesleeuwenbek, Liggende ganzenvoet enz. Bijna alles bestaat uit Rode ganzenvoet en Melganzenvoet, deels met Schietwilgjes doorspekt. Amerikaanse kruidkers is ook goed vertegenwoordigd en we kijken uit voor Dichtbloemige, maar de vruchtjes zijn allemaal te rond. Er staat ook nog veel Kleine leeuwenbek in bloei en Ruwe smele, die we aanvankelijk voor Moerasbeemdgras houden. Gelukkig vinden we een zeldzame ganzerik terug die we helaas in de laatste stap verkeerd op naam brengen. Het is niet Rechte maar Noorse ganzerik die we hier bloeiend aantreffen, met overwegend drie deelblaadjes en hier en daar een met vijf.

Langs de werfrand, waar geen gevaar loert, vinden we verder nog een flink aantal exemplaren Witte amarant, met de kleine stekeltjes venijnig tussen de bestudeerde bloemen. Onder een grote populatie Azijnboom groeien o.a. Amerikaanse vogelkers, Late guldenroede en Avondkoekoeksbloem. De Uitstaande melde is hier bijzonder smal van blad en we vermoeden zelfs een kustsoort, maar uiteindelijk vinden toch een normaal blad met naar voor gerichte zijtanden. Heggenduizendknoop (hola, geen Bruidsluier hoor!) heeft hier met Hop en Haagwinde sluiergemeenschappen opgebouwd. We zitten even strop aan een Koningskaars, waarvan de lijsten diep voorbij het volgende blad lopen en waarvan we menen dat er toch een spatelvormige stijl van Stalkaars aanwezig is. Maar de nabloei is te geel voor Stalkaars…

Er staan ook rozetten van Middelste ganzerik, die al grotendeels is uitgebloeid. Bij het terug keren passeren we nog een poel die na de recente regen is gevormd. Er zijn geen echte waterplanten te vinden, wel verdronken oeverruigte. Voorts staan er in het puin allerlei rariteiten zoals Klavertje vier (Oxalis tetraphylla), Slaapbol, Gehoornde klaverzuring, Moederkruid, Stokroos en Muurleeuwenbek tussen de jonge wilgen. De zgn. “kalkmijdende” Muurbloemmosterd (foto boven) heeft ons verrast, aanvankelijk leek het allemaal blauwgroen aangelopen Grote zandkool. Aan een overgroot exemplaar is het wel duidelijk, want de (rozet)bladeren zijn liervormig en de bleekgele kroonbladeren vertonen een sierlijk nervenpatroon dat tot de rand doorloopt en terugkeert. Ballote stelt ons voor een raadsel, want de typische geur ontbreekt. De kelktanden zijn niet lang genoeg voor de subspecies nigra, dus blijft het Stinkende ballote. Ook die simpele Dagkoekoeksbloem, een zeldzame verschijning in onze stad, zal haar jarenlange standplaats verliezen als de bouwwerf voltooid is.