Na een hele periode slechts individueel er op uit te trekken, prikten we toch een datum om de Droogdokken te bezoeken. Onder begeleiding van een wispelturige zon en het ruisende gefluit van de Zwarte roodstaart beginnen we vanop de parking aan de Sluisstraat de vegetatie af te speuren. We komen direct een aantal planten tegen die typisch zijn voor ruigere hoekjes in en rondom de stad zoals Echt bitterkruid, Bezemkruiskruid, Hoge fijstraal en Zwenkdravik. Overal zien we Behaard breukkruid, een plant die het goed doet tussen de voegen van kasseien en zich de laatste jaren meer en meer laat opmerken. Vlak nadat de poort van de droogdokkensite voor ons geopend wordt, botsen we al snel op Klein fakkelgras, een plant die zich hier recent vanuit het zuiden inburgerde en aan een opmars bezig is in urbaan gebied. We gaan verder langs een kade die al lang vergeten lijkt. Op de kade ligt een treurige hoop carcassen van fietsen en wasmachines te roesten. De kasseien zijn met korstmossen bedekt wat duidt op weinig betreding en dat er ze al lange tijd liggen. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat zich hier een opmerkelijke populatie van Echt duizendguldenkruid en Zomerbitterling heeft kunnen vestigen. We wagen ons niet eens om ze te tellen. Langs de waterkant merken we naast muurvarens en enkele tongvarens ook Lionicera nitida op. Een soort struikvormende kamperfoelie, die wel eens ‘Buxuskamperfoelie’ genoemd wordt. Deze plant, die vaak als bodembedekkende heester wordt toegepast in openbaar groen en bedrijventerreinen, heeft zich hier tussen de scheuren in het beton weten te vestigen. Ongeduldig wachten enkele putters op een draad tot we weg zijn zodat ze zich tegoed kunnen doen aan de zaden van een bosje akkerdistels.
We loodsen ons verder langs allerlei scheepstypen die hier hun laatste aanmeerplek gevonden hebben. Onderweg merken we nog Welriekende ganzenvoet op. Iets verder dalen we af in een van de droogdokken. Op de trappen wanen we ons in een antiek amfitheater of een hippodroom. We merken een combinatie op van planten die dit stenig milieu en insijpeling van brak water kunnen verdragen zoals Zulte(Zeeaster), Spiesmelde, Blaartrekkende boterbloem, Kleine watereppe en Zwart tandzaad. Terug uit het droogdok geklommen merken we nog een hele resem gewonere soorten op. We zien er Bonte luzerne, de kruising van Sikkelklaver en Luzerne. Beide oudersoorten zijn ook volop aanwezig samen met alle mogelijke tussenvormen. Op de kades merken we nog Noorse ganzerik en Kaal breukkruid op.
We begeven ons buiten de site om in de Scheldebocht te kijken of de zoutflora de ingrijpende werken overleefd heeft. We merken een nog kleine populatie Heen (Zeebies) op en een pol Zoutschorregras. We hopen dat deze de verdere heraanleg overleven.
Langs de nieuwe Belvedere heeft men kwistig allerlei “wilde” planten uitgezaaid zoals Knikkende distel en Korenbloem. In de hondenlosloopzone weet een moedige Moerasandoorn stand te houden. Bastaardklaver zien we hier ook.
Iets verder heeft men een klein bekken gegraven voor regenwateropvang waar we nog enkele soorten kunnen toevoegen aan onze lijst.