Elke gevelde boom is er één te veel

Het kappen van bomen in de stad ligt gevoelig

Het vellen van bomen, zeker in de stad, maakt vaak sterke emoties los. Dat heeft vaak te maken met het feit dat de plaatselijke bewoners er zich erg van bewust zijn dat bomen schaars zijn in dichtbevolkte gebieden. Ook de vele weldoende invloeden, zowel op de psychologie van mensen, als op het zuiveren van de stadslucht zijn gekend. Het verlies van zo’n kostbaar landschapselement beroert dus begrijpelijk de gemoederen. Vooral oudere, robuuste bomen, lijken juist door die ouderdom en hun majestueuze proporties, een zeker respect af te dwingen. Het vellen van zo’n reus revolteert menig natuurliefhebber en doet hem het ‘verlies’ voelen van zovele jaren moeizaam en gestaag groeien. En dat is het ook altijd, minstens gedeeltelijk, een verlies.

Een boom voor een boom

Wetenschappelijk onderzoek toonde al uitvoerig aan dat bomen niet zonder meer inruilbaar zijn door nieuwe aanplant. Dikkere bomen zuiveren meer lucht, vangen meer fijn stof op en herbergen meer biodiversiteit dan jongere exemplaren. Dat geldt trouwens voor natuur in het algemeen. Dat maakt zoiets als ‘natuurcompensatie’ tot een erg complexe zaak. Het vergt voor nieuwe natuur vaak een heel lange tijd vooraleer ze dezelfde functies kan vervullen dan de verwijderde natuur. Als je wil compenseren wat je verwijdert, komt er eerst heel wat studie aan te pas: hoe zit het bv. met de bodem, waterhuishouding, structuur, beheer en de plaats in een groter natuurnetwerk (via verbindingen) van die nieuwe natuur? Soms heb je ook gewoon een groter gebied nodig om het verwijderde te compenseren.

Is het kappen van bomen dan nooit verantwoord?

De Antwerpse Groendienst beschikt over een checklist met voorwaarden waaraan voldaan moet zijn vooraleer een boom wordt gekapt. Uit navraag bij de stadsdiensten blijkt dat daarin verschillende criteria zijn opgenomen, met als belangrijkste de gezondheid van de boom en daarmee verbonden een eventueel verhoogd stabiliteits- en dus veiligheidsrisico.
Bij heraanleg van openbaar domein spelen echter nog andere criteria, zoals de kostprijs. De aanplant van jonge boompjes is immers veel goedkoper dan het tijdelijk verplaatsen van de aanwezige, oudere bomen, wat maakt dat die niet zelden vervangen worden door jonge aanplant. In dit initiële prijsverschil wordt het surplus aan ecosysteemdiensten (meer luchtzuivering, fijn stopcaptatie,…) dat oudere bomen leveren, niet in rekening gebracht. Het zou interessant zijn om na te gaan of de Antwerpse burger bereid is om de initiële meerkost voor het behoud van oudere bomen, te betalen. Als we immers deze ‘vervangingslogica’ blijven volgen, zullen bomen in de stad nooit de kans krijgen om een respectabele ouderdom en omvang te halen.
Alles staat of valt uiteraard met de interpretatie van de bestaande criteria, maar het zou verkeerd zijn om ervan uit te gaan dat de Antwerpse stadsdiensten er op uit zijn om zo veel mogelijk bomen te vellen. Bij het afsluiten van het plantseizoen op 30 april 2012 bleek dat 969 bomen werden verwijderd en 3730 nieuwe bomen werden aangeplant. Als belangrijkste redenen voor verwijdering noemt de stad veiligheidsrisico’s en de zogenaamde ‘inboet’ (het niet aanslaan van plantgoed, dat dus wordt vervangen).
Antwerpen beschikt over een bomenbank waar bomen worden geteeld voor niet-commerciële doeleinden ten behoeve van de stadsdiensten. Op dit moment zijn er ongeveer 4000 exemplaren, waarvan de meest voorkomende soorten Haagbeuk (inheems), Amberboom (exotisch) en Zomereik (inheems) zijn.
Toch weerspiegelt deze opsomming niet wat effectief aan soorten wordt aangeplant. Zo wordt bij grote projecten wordt de aannemer door de stad verantwoordelijk gesteld voor de kwaliteit van het plantgoed en mag die aannemer daarom werken met een bomenleverancier naar keuze. Er wordt bij de aanplant van bomen in de stad dus niet altijd uit de bomenbank geput.

De smaak van de Antwerpenaar

Bij het ‘vervangen’ van bomen dient rekening te worden gehouden met de soort die wordt aangeplant. Dat is bij voorkeur een inheemse soort. In de praktijk valt de keuze echter vaak op uitheemse soorten. Dat heeft dan niet zelden te maken met ‘esthetiek’, waarbij een Japanse kerselaar met zijn overdadige en flashy roze bloesems bij menig stadsbewoner in de smaak valt. Soms maken stadsdiensten gewoon de pragmatische keuze voor zuidelijke soorten als Plataan, die om verschillende redenen erg goed gedijen in onze warmere steden.